Naar aanleiding van een gesprek met Ad Molenaars over de Kracht van niet-weten, d.d. 6 februari 2015

We ontmoeten elkaar in een café in Den Bosch. Ik ken Ad als een schoolleider die voortdurend de verbinding zoekt met mensen en hen ruimte laat om samen mooi onderwijs te maken voor leerlingen. Tegelijk staat hij stevig voor de koers die de school onderwijskundig is ingeslagen en waarvoor is gekozen na een intensief proces met inbreng van alle betrokkenen. Ruimte laten en tegelijk staan voor de koers. Dat roept de creatieve spanning op die het Raayland College op weg heeft geholpen. Ad werkt er als lid van de centrale directie en houdt de mensen scherp.

Niet-weten

We beginnen ons gesprek met een eerste verkenning van niet-weten. We constateren dat de werkelijkheid te complex is om volledig te doorgronden. Zo staan wij onder invloed van anderen en van gebeurtenissen die we nooit helemaal kunnen voorzien en overzien. Daar komt bij dat de toekomst onvoorspelbaar is en de impact van ons handelen op mensen en organisatie niet kan worden teruggebracht tot een eenvoudig oorzaak-gevolg-schema. Actie A, zoals het nemen van een beslissing, heeft niet alleen B tot gevolg; er ontrolt zich een heel alfabet! Een interventie doe je met een bepaald doel voor ogen. De onbedoelde en onverwachte effecten van je interventies zijn doorgaans zeker zo belangrijk.

Naast complexiteit en onvoorspelbaarheid is er – aan de andere kant van het spectrum – ook een min of meer voorspelbaar patroon van reageren van mensen. Sommige mensen zijn altijd tegendraads in een overleg, anderen zeggen zelden wat ze echt vinden, weer anderen komen voortdurend met nieuwe ideeën.

Ook een MT-overleg verloopt vaak in een voorspelbaar patroon. Er zit iets hardnekkigs in de wijze waarop we reageren op prikkels uit de omgeving. Niet alleen individuen maar ook groepen en teams ontwikkelen zo’n scriptmatige manier van reageren. Bijvoorbeeld hoe in de personeelskamer wordt gereageerd op besluiten van de directie. Kortom: een beslissing heeft zowel een onvoorspelbaar als een patroonmatig effect op het denken en handelen van anderen.

Niet-weten heeft dus niet alleen betrekking op de complexiteit van de werkelijkheid die we nooit helemaal kunnen doorgronden. Ook is er de voorspelbaarheid van patroonmatig denken en handelen waarvan we niet weten wat gebeurt als we die patronen loslaten. En waar we dus angstvallig aan vasthouden.

Onbewust niet-weten

Niet-weten kan ons bezig houden omdat we niet weten hoe te handelen of hoe ons te ontworstelen aan patronen waarin we ons gevangen voelen.

Daarnaast speelt een andere, zeker zo belangrijke, vorm van niet-weten. Niet weten als ‘niet op de hoogte zijn’, ‘onwetend zijn’, ‘niet weten wat zich afspeelt in het hoofd en het hart van anderen’, ‘Niet weten wat anderen allemaal uitspoken als we er niet bij zijn’. Juist bij re-actieve patronen heeft deze vorm van Niet weten grote invloed. Omdat we ons niet bewust zijn van de reactieve patronen waar we zelf en anderen in gevangen zitten, zal nagenoeg elke interventie het patroon versterken. Denk maar aan de breedsprakige leidinggevende en zijn zwijgzame toehoorder. De breedsprakigheid van de een maakt de ander almaar zwijgzamer. Zolang betrokkenen zich er niet van bewust zijn dat de zwijgzaamheid van de een samenhangt met de breedsprakigheid van de ander – en omgekeerd – zal dit patroon als een loden last het ‘gesprek’ domineren.

Voorbeeld

Ad vertelt over het volgende voorbeeld: de teamleiders van zijn school organiseren bijeenkomsten met hun teams rondom de vraag: “Hoe gaan we maatwerk verder vorm geven?” Afstemming tussen teamleiders is nodig, het gaat immers om een schoolbrede ontwikkeling. De teamleiders maken vooraf samen afspraken over de wijze waarop ze die bijeenkomsten met hun teams gaan invullen. Ad constateert dat die invulling niet in lijn is met de koers, met de ontwikkelingsrichting die samen met hen is vastgesteld. Ad staat voor een lastig maar ook interessant dilemma: wat betekent in deze situatie ‘ruimte laten’ en hoe tegelijk vasthouden aan de koers?

Onderzoeksvraag

Naar aanleiding hiervan formuleert Ad de onderzoeksvraag die leidend zal zijn voor ons gesprek: ‘Als je de complexe werkelijkheid niet onder controle hebt en je niet weet wat de impact is van je handelen en je interventies, wat is dan nog het oriëntatiepunt van waaruit je kunt handelen?’ Het wordt een onderzoekend gesprek. We stellen elkaar vooral verkennende vragen en gaan samen op zoek naar gedachten ervaringen en inzichten die ons verder helpen met bovenstaande vraag als ons voertuig.

Ideeën

Een eerste vraag die we opwerpen is: ‘Kunnen we ons laten leiden door de ideeën die we hebben over goed onderwijs?’ In hoeverre helpen die ons onze weg te zoeken en beslissingen te nemen in een complexe wereld?

Vaak niet is onze conclusie. Met je denken, je ideeën en verwachtingen zoek je een veilige haven in het weten. Je projecteert je oordelen, opvattingen en overtuigingen uit het verleden op de toekomst. In organisaties doen we dat met beleid, plannen structuur, hiërarchie, en afspraken. Maar de binnenwereld van mensen is te complex om zich te laten sturen door beleid of besluiten van de baas. Ad haalt David Bohm, de beroemde kwantumfysicus, aan die zegt dat ideeën en concepten die we ontwikkelen al snel een systeem worden waarin we gevangen kunnen raken. Ideeën raken dan ‘losgezongen’ van de praktijk. Dan hebben de ideeën als ‘passend onderwijs’ of ‘betekenisvol onderwijs’ of ‘differentiatie binnen de klas’ geen relatie meer met de complexiteit van de werkelijkheid van alle dag. Immers ons handelen wordt in de praktijk van alle dag niet zozeer bepaald door prachtige ideeën maar sterk gedomineerd door onze bekwaamheden en de behoefte aan zekerheid en controle en door gevoelens van onmacht, tijdsdruk, examendruk, wrevel over dingen die mis gaan, zorgen om thuis enz. Ideeën, zo lijkt, het kunnen ons helpen om een koers uit te zetten. Ze helpen ons een gevoel voor richting te ontwikkelen bij de besluiten die we nemen. Maar in de complexiteit van de praktijk van alle dag worden mensen – in hun gedrag – doorgaans door andere krachten geleid dan door de kracht van het idee.

Van ‘denken te weten’ naar dialoog

Het ‘denken te weten’ is een reflex om controle te houden op de situatie. Soms kunnen ideeën over goed onderwijs ons wellicht een perspectief bieden. Maar de vraag is of we met onze ideeën nog wel open blijven staan voor de complexiteit van de werkelijkheid en voor de toekomst die zich ontvouwt. Hoe kunnen we los komen van ons eenzijdige weten en ons open stellen voor complexiteit waarin we vaak niet-weten en voor de ervaringen, inzichten van anderen. Het antwoord vinden we in de dialoog. In dialoog kunnen we op onderzoekende wijze inzicht krijgen in de krachten die uiteindelijk ons gedrag bepalen. Juist het opschorten van oordelen en de bereidheid om ideeën en oplossingen die men vooraf heeft los te laten helpt ons open te staan voor een dieper inzicht. Dialoog vraagt een onderzoekende houding en er plezier in te hebben om het samen niet te weten. Dat is wezenlijk omdat in het onderzoekende gesprek, dat de dialoog is, ieder mens met zijn unieke kijk op de werkelijkheid gehoord wordt. Ieder kan in de dialoog bijdragen aan kennis van zaken en het verwerven van nieuwe inzichten die het individuele overstijgen. Ieder die deelneemt aan de dialoog wordt uitgenodigd om een beweging te maken van ‘ik’ naar ‘wij, en naar ’het grotere geheel’ van de organisatie, de samenleving. Bohm zegt het zo: ‘individuality is only possible if it unfolds from wholeness’.

Gewaarworden

Ad beoefent Vipassana meditatie[1] – letterlijk: gewaarworden in je lichaam – en heeft ervaren hoe deze vorm van meditatie je helpt je los te maken van het denken waardoor er ruimte komt om de werkelijkheid meer gewaar te worden met je lijf, je lichaam. In die meditatie word je je bewust hoe lichaam en geest op elkaar inwerken. Het denken is vaak snel, intuïtief en reactief. Als de complexiteit toeneemt verleidt het denken je de complexiteit in te perken en behapbaar te maken. De meditatieve rust – Arnold Cornelis spreekt over Vertraagde tijd – helpt je om werkelijk open te staan voor de complexe werkelijkheid zoals die zich aandient. De kunst is om die houding ‘in actie’ vast te houden. Dan sta je in contact met ‘wholeness’ zoals Bohm zegt. We bespreken de hierboven genoemde situatie waarin Ad zich genoodzaakt voelde om te interveniëren. Teamleiders neigden de ruimte voor docenten in te perken op een wijze die geen recht deed aan de missie, de koers. Uitgangspunt was juist veel ruimte voor docenten om mee te denken. ‘Ik was verontwaardigd’ zegt Ad, ‘en reageerde naar de teamleiders op een wijze waardoor ook zij zich beperkt voelden om ruimte te nemen’. Een prisoners dilemma. ‘Ik zie iets dat mijn teamleiders niet zien’. Dan denk ik: ‘mijn zienswijze mag er ook zijn!, als ik daarmee niet voor de dag kom sta ik toe dat docenten hun ruimte niet krijgen’. ‘En’, vervolgt hij: ‘als ik tussenbeide kom ontneem ik de afdelingleiders hun ruimte’. In beide gevallen doe ik geen recht aan de uitgangspunten van de school. De emotie, mijn verontwaardiging, blokkeert dan het open gewaar zijn.

Emoties en gewaar zijn.

Blijkbaar kan niet alleen het denken blokkerend werken om volledig open te staat voor de complexiteit. Net als je denken kan ook je gevoel je doen verdwalen. Ook emoties, gevoelens van angst of boosheid kunnen je brengen in een blokkerende re-actieve modus. Gevoelens kunnen je aanzetten tot re-actief en impulsief handelen. Dan is er weinig of geen ruimte tussen stimulus en response.

Vraag is dan: hoe kan de emotie je dan toch verder helpen. Anders geformuleerd hoe kan je fysiek gewaar zijn van je aversie, boosheid, angst en onzekerheid en tegelijk open staan voor complexiteit? Hoe kan je gevoel een kompas zijn die je de weg wijst als je dreigt te verdwalen in complexiteit.

Verwarring en open staan

Vraag is dan: ‘hoe blijf je ‘open’ met je gevoel? Anders gezegd: hoe blijf je in contact met de ander als je gevoel zegt: ‘hier deugt iets niet?’ of ‘dit is niet wat ik wil!’ Ingewikkeld is dat je als leidinggevende zelf deel uitmaakt van de complexiteit waarin anderen weer op jou kunnen reageren met: ‘hij deugt niet!’ of ‘dit is niet wat ik wil!’. Hoe ieder op elkaar reageert draagt vervolgens weer bij aan hoe de wereld, de complexiteit, zich ontwikkelt. Als gevoelens van angst, boosheid of verdriet in de weg zitten zijn er ruwweg 3 wegen die je kunt bewandelen. De eerste weg is dat je je gevoelens voor je houdt. Dan groeit in je een innerlijk gesprek met zinnen als: ‘wat een onzin vertelt hij weer’, ‘hij wil me voor zijn karretje spannen’, ‘wat een vreselijke vent’, ‘ik krijg het nu al warm als ik eraan denk te moeten doen wat hij vraagt’ enz. Een tweede mogelijkheid is dat je je gevoelens uitleeft: kwaad worden, verwijten maken, jezelf tot slachtoffer maken, volledig meegaan in het verdriet van de ander. Goede kans dat je daarmee het patroon versterkt waarover we hierboven spraken. De derde mogelijkheid is je innerlijke onrust te onderzoeken door je boosheid, het verdriet, de angst niet te onderdrukken noch uit te leven maar te observeren en vervolgens te delen.

Vipassana-training bijvoorbeeld helpt je om te midden van de emoties de blik naar binnen te richten en het evenwicht terug te vinden. Naarmate je er beter in slaagt op te houden met blind te reageren ben je beter in staat tot echte actie; actie die voortkomt uit een gebalanceerde geest, die de werkelijkheid van dat moment ziet en begrijpt. Zo’n actie is dan positief en creatief, in plaats van re-actief. Het patroon wordt doorbroken in plaats van voortgezet. De positieve actie die dan mogelijk wordt kan zijn je gevoelens delen zonder te verwijten, jezelf slachtoffer te voelen of de ander te gaan redden. Het vraagt lef om je gevoelens op deze wijze te delen. Vaak weet je dan nog niet precies wat er aan de hand is bij de ander.

Innerlijke storingen

Verontwaardiging of ongemak zijn voorbeelden van signalen uit de onderstroom. Een teamleider die zijn ongemak serieus neemt en deelt met zijn collega’s draagt enorm veel bij omdat hij daarmee een krachtig signaal afgeeft dat er in de onderstroom een storing is. Iets vraagt om onthuld te worden, kenbaar te worden. Door het ongemak of de verontwaardiging niet ‘uit te leven’ maar te delen kan het iedereen helpen in verbinding te komen met complexiteit. Je richt dan de aandacht op iets dat essentieel is: ‘er valt iets uit te zoeken want een mens dreigt af te haken’.

Vier belangrijke innerlijke storingen waardoor mensen zich niet verbinden met nieuwe ontwikkelingen zijn:

  • Inhoudelijk ervaart men geen relatie meer met de eigen praktijk en die van de leerlingen
  • Men voelt zich niet bekwaam of toegerust om wat gevraagd of verwacht wordt uit te voeren.
  • Men heeft er geen vertrouwen in dat het ‘nieuwe’ ook een verbetering is voor zichzelf, de collega’s of voor de leerlingen.
  • We vermijden nare ervaringen uit het verleden. Bijvoorbeeld de zoveelste verandering die niets oplevert. Die willen we niet nogmaals meemaken.

‘Ruimte voor de professional’ is belangrijk. Maar enkel ruimte geven is nog geen garantie dat dan ook de goede dingen gebeuren. Immers in die vrije ruimte kan de professional ook vanwege een van deze vier innerlijke verstoringen verdwalen en afhaken.

Intermezzo

We hebben gezien dat wat we denken en voelen vooral een reactie is op onze ervaringen met de complexe wereld buiten ons. Het is een illusie dat het denken en voelen dat dat bij ons oproept ons helpt om die complexiteit werkelijk te begrijpen. In tegendeel. Als we blind varen op ons denken en voelen bij het vormgeven van de toekomst kunnen we behoorlijk verdwalen. Wat helpt is een open en onderzoekende gesprek over onze denkbeelden, gevoelens en verwachtingen. Met elkaar in gesprek gaan over wat in de weg staat om je te verbinden; over verstoringen in de onderstroom. We hebben daarmee een eerste antwoord op de vraag: ‘waar richten we onze aandacht op, wat is ons oriëntatiepunt van waaruit we kunnen handelen ook al is de werkelijkheid complex en hebben alle actoren hun eigen percepties, interpretaties en gevoelens daarbij?’

Maar dat roept uiteraard weer een vervolgvraag op: Stel je slaagt erin in een open gesprek elkaars denkbeelden en gevoelens uit te wisselen. En stel je bent in staat dat gesprek te voeren zonder oordelen of belemmerende overtuigingen. Wat zijn dan de vitale en gezonde krachten in de mens? Wat is er ‘in de mens’ voorbij oordelen, belangen, angsten en onzekerheden? Is er een authentieke kracht in ons mensen die – bevrijd van belemmerend denken en storende gevoelens – ons helpt om ‘het goede’ te doen?

Drie vitale energiebronnen in de mens

Die vraag intrigeert. Kunnen wij werkelijk en open met elkaar in contact zijn over ons denken, voelen en handelen in de complexiteit van de wereld en tegelijk ook nog onze eigen ambities en verwachtingen realiseren op een wijze die betekenisvol is voor onze leerlingen?

Ad en ik pakken na de eerste verkenning hierboven vrijmoedig deze vervolgvraag op de uitgangsvraag op. We beseffen dat de verkenning voor ieder van ons waardevol is maar niet zal leiden tot een eenduidig antwoord. De vraag nodigt uit tot een zoektocht die we beiden zinvol vinden. We komen uit bij drie basale energiebronnen i.c. krachten die ons als mens drijven. Op de eerst plaats wil ieder mens als een unieke ik in de wereld staan. Dat wil zeggen: gezien worden met zijn uniciteit, zijn unieke kwaliteiten en talenten. Daarin wil de mens zich begrenzen en onderscheiden van anderen: ‘ik ben ik’. Dat is een primaire levensenergie in elk mens: ‘ik wil mijzelf zijn’. Een tweede kracht is dat ieder mens zich wil verbinden met anderen en met de wereld. Eenzaamheid en niet verbonden zijn is de grootste angst van de mens. De eerste twee primaire vitale krachten in ieder mens zijn dus: ik wil mijzelf zijn en ik wil mij verbonden voelen met anderen. Als de mens op bevredigende wijze invulling heeft kunnen geven aan deze twee kernbehoeften komt een derde kracht vrij : ‘ik wil iets teweegbrengen; ik wil van betekenis zijn’. Ieder mens wil op een unieke manier van betekenis zijn voor anderen, voor de wereld. Dat brengt ons op drie primaire vitale krachten in ieder mens: ieder mens zoekt voortdurend naar verbinding, naar begrenzing en wil iets teweeg kunnen brengen. Probleem is dat we in deze zoektocht naar verbinding, begrenzing en teweegbrengen voortdurend verdwaald raken. We gaan verbinding uit de weg of hechten ons teveel aan de ander en maken ons afhankelijk. We hebben moeite om vrijuit onszelf te zijn, doen ons kleiner voor dan we zijn of laten ons imponeren of overschreeuwen ons. Ook in teweegbrengen kunnen we doorslaan en veel te ambitieus zijn of juist te terughoudend. Dat we vaak verdwalen in de samenwerking met anderen is niet omdat de mens slecht zou zijn of ‘niet professioneel’, maar omdat de complexe werkelijkheid en ingewikkelde dynamieken in de samenwerking, oud zeer en onhandige patronen van denken en voelen oproepen. Ook bij de leidinggevende zelf. Dan hebben mensen de neiging terug te vallen op het vertrouwde, op regelzaken, of op beleidsmatige zekerheid, op regels en procedures e.d. Dan is de missie ineens ver weg en neemt de waan van de dag het weer over. Het vraagt moed om dan niet alleen de koers en de missie in stelling te brengen maar ook in contact te gaan over wat zich in de onderstroom afspeelt.

De mens doet levenservaringen op door het aangaan van verbindingen met anderen, door daarin eigen autonomie en authenticiteit tot uitdrukking te brengen en langs die weg dingen teweeg te brengen die betekenisvol zijn. Die levenservaringen hebben niet-weten als basis en inzicht en levenskunst als opbrengst. Misschien is – het tot inzicht willen komen – wel de energiebron onder de drie genoemde vitale krachten

Ons onderzoek

Wat heeft ons onderdoek tot nu toe opgeleverd?

Verstoord denken kan worden gezuiverd in de dialoog, het onderzoekend niet weten, en in het gewaarworden, het open staan voor het onkenbare wonder van het leven en alle gevoelens die het oproept.

Het verstoorde voelen kan worden gezuiverd door het lastige gevoel in te brengen, als een signaal: ‘help, er valt hier iets te onderzoeken, ik raak verdwaald in de complexiteit’.

Verstoord denken en lastige, belemmerende voelen tasten de zuivere kracht aan van je mogelijkheden om je op gezonde wijze te verbinden, te begrenzen en mooie dingen teweeg te brengen.

Door die gevoelens te delen en van daaruit fris en fruitig de complexiteit te onderzoeken open je de weg naar betekenis-creatie: samen iets teweegbrengen dat beteken is heeft voor anderen. Het draait dan om de volgende kernvragen:

  1. Wat zijn je zorgen, wat vind je lastig en wat zou je willen?
  2. Wat gaan wij samen teweegbrengen?
  3. Hoe gaan wij dat samen doen?

 

Nawoord: de dinsdag na het gesprek met Ad ga ik naar de HOVO-cursus waarvoor ik mij heb ingeschreven. De titel van de cursus is ‘omslagen in de filosofie’. Die dinsdag wordt Spinoza behandeld. Wat mij bijzonder aanspreekt en doet denken aan het gesprek met Ad is het volgende. Spinoza worstelde aanvankelijk als jongeman met de vraag of de mens de weg moet gaan van de wereldse goederen (eer, rijkdom en genot) of zijn leven in dienst moet stellen van een zoektocht naar ‘Het Hoogste Goede’.

Spinoza kiest voor de laatste weg. Immers, is zijn overweging, werelds geluk verduistert de zintuigen, leidt tot gehechtheid aan materiële zaken en de angst om die wereldse goederen te verliezen. Die angst verduistert de zintuigen en dat staat het vinden van eeuwig geluk in de weg. Op zijn zoektocht naar het idee van het Goede krijgt hij echter niet meer dan een glimp van zien van ‘dat wat waarachtig vreugde geeft’. Hij kan – ook na zijn indringende zoektocht – het ‘Goede’ niet benoemen noch omschrijven. ‘Het Hoogste, het Goede’ blijft hangen in een Niet-Weten. Maar, schrijft Spinoza aan het eind van zij levenswerk ‘Ethica’, zijn queeste levert hem toch veel op. De zoektocht, het zoeken zelf heeft hem gaandeweg steeds meer inzicht gegeven in wat hij zoekt. Spinoza vindt rust in het niet-weten en het blijven (onder)zoeken omdat dat dieper inzicht geeft.

Kijk en dat vind ik nou een mooie gedachte; dat je in de verwarring van het denken en voelen besluit om die verwarring en die lastige gevoelens serieus te nemen. Dat je in de vertraagde tijd een zoektocht onderneemt naar de essentie, naar het zuivere, naar waar het werkelijk om te doen is. Niet om het te vinden maar om dichter in de buurt te komen bij de zuiveren kracht van verbinden, begrenzen en teweegbrengen. Je vangt hoogstens af en toe een glimp op van het Goede en het besef dat de gehechtheid aan de aardse complexe werkelijkheid deel uitmaakt van je zoektocht. Van daaruit kun je, telkens weer, samen met anderen verder zoekend, vol vertrouwen en niet-wetend, je eigen weg vervolgen.

 

[1] Vipassana is het best te vertalen als inzichtmeditatie. Een training in “Ken je zelf!”. Niet alleen op het cognitieve niveau van ideeën, emoties en theorieën, maar op het actuele niveau door observatie van de realiteit van geest en lichaam d.m.v gewaarwordingen in je lichaam.