“Ik weet het ook écht niet” zegt Jan Paul Beekman ergens halverwege het interview dat ik in Utrecht met hem heb op een mooie middag in december 2014.

Veel mensen vinden dat lastig en hebben het gevoel dat ze controle kwijt zijn, als het echt niet meer weten. Wat voor gevoel geeft jou dat?

Een prettig gevoel. Het inspireert me. Wat mooi denk ik dan, want dan hebben we iets uit te zoeken.

Ik vraag Jan Paul wat hem drijft in zijn werk.

Het draait om de leerlingen. Dat ze zichzelf vragen stellen en de kans krijgen zich te ontwikkelen. Daarbij draait het om de relatie die zij hebben met hun leraren en met elkaar. En dat ze, zoals Luc Stevens zegt, het gevoel hebben dat ze het aankunnen en zelf keuzes kunnen maken, bijvoorbeeld over de wijze waarop ze dingen aanpakken of over de keuze van de onderwerpen waarin zij zich verdiepen. Als rector werk ik doorgaans indirecte met leerlingen; via de docenten, oop en de teamleiders.

Hoe doe je dat, op indirecte wijze werken met leerlingen?

Op dezelfde manier als zij voor hun leerlingen. Ik wil eraan bijdragen dat zij zichzelf vragen stellen en de kans krijgen zichzelf te ontwikkelen. Dat zij het gevoel hebben dat ze het aankunnen en zelf keuzes kunnen maken, bijvoorbeeld over de wijze waarop ze dingen aanpakken of hoe zij zich willen verdiepen in hun leraarschap. Het gaat dus om een levenshouding waarin je je open stelt voor het onbekende, voor het niet-weten. Ik draag daaraan bij door een context te creëren die dat voor hen mogelijk maakt. En dat begint met de relatie die ik met hen heb. Ik draag uit dat je voortdurend kunnen leren, ook als zaken niet uitpakken zoals we vooraf dachten. Heel belangrijk daarbij is het besef dat het onderwijs, de school van de leerlingen is en niet van de docenten.

Waarom is dat niet-weten belangrijk?

Elke school, elke situatie, elke leerling is anders en is in ontwikkeling. Het is een illusie te denken dat je vooraf precies kunt weten wat te doen, hoe het aan te pakken, laat staan dat je voortdurend vooraf weet wat de uitkomst zal zijn. Je zult je dus moeten open stellen voor het feit dat je het niet-weet. En gaandeweg je handelen richten op wat in een (on)bepaalde situatie te doen is.

Ik werk dan ook niet vanuit een scherpe eenduidig geformuleerde visie met een uitgewerkt toekomstbeeld waar we planmatig naar toe werken. Ik laat mij vooral leiden door de ontwikkeling van leerlingen, wat daarvoor nodig is en de ontwikkeling die de docenten daarbij maken. Eerder waarden gedreven dus dan planmatig werken naar een vooraf ingevulde toekomst.

Hoe doe je dat concreet?

Telkens sta je dan stil bij de vraag: ‘hoe nu verder?’, ‘wat is de volgende stap?’ Dat betekent goed luisteren naar elkaar en samen uitzoeken wat de volgende stap is. Met gezond verstand en met inbreng van velen kom je echt te weten wat de volgende stap is. Toets is of die stap, die actie bijdraagt aan de waarden die we voor ogen hebben. Een principe is dat het moet kloppen met je gevoel. De kunst is die stap naar beste weten en met alle inzet ook werkelijk te zetten en tegelijk aan een open, niet-weten-houding, vast te houden zodat je je nog kunt laten verrassen door onverwacht kansen. En dat je de weerbarstige realiteit met ‘open mind’ blijft onderzoeken. Het vraagt ook stevigheid. Ik ben erg resultaatgericht. De stevigheid zit hem hierin dat je ook samen vaststelt welk resultaat je, hoe, wilt bereiken en ook streng nagaat of de afspraken zijn nagekomen en diepgaand te onderzoeken of het resultaat ook is bereikt en wat en wie daaraan hebben bijgedragen. Niet om elkaar af te rekenen maar om van te leren.

Kun je een voorbeeld geven?

Toen ik directeur werd bij Kandinski College in Nijmegen was een van de problemen de teruglopende leerlingenaantallen. We begonnen met ons opnieuw te verbinden met de buitenwereld – met name de basisscholen – want dat was dramatisch verwaarloosd maar was, in essentie, wel wat er op dat moment te doen was. Toen de eerste resultaten daarvan zichtbaar werden kwam de energie binnen de school weer terug om mooi onderwijs voor de leerlingen te maken. Die energie was altijd al aanwezig bij docenten, in het team. Belangrijk was dat het vertrouwen daarin terugkwam en vervolgens alle ruimte kreeg. Dat het aantal leerlingen toe nam was daarbij cruciaal.

Jij gaat januari 2015 na meer dan 5  jaar Gerrit Komrij College naar R.S.G. Broklede in Breukelen. Wat is jouw volgende stap in je eigen professionele ontwikkeling?

Ik ben daarover nog aan het nadenken. Maar het eerste wat bovenkomt is dat ik deze manier van werken wil verdiepen door daadwerkelijk met mensen mee te doen. En vanuit wat wij samen meemaken de school ook organisatorisch (in de ordening) door te ontwikkelen. Dat de ordening die zo ontstaat ook echt dienstbaar is aan de praktijk. In plaats dat mensen zich moeten voegen naar de ordening ook als die eigenlijk een gezonde ontwikkeling in de praktijk in de weg zit[1].

Aan het eind van het gesprek constateert Jan Paul dat veel vernieuwingsscholen het niet redden. Het klassieke onderwijs bestaat al meer dan 150 jaar. Dat het zo lang overleeft betekent dat het z’n waarde heeft.

Maar breng ik daar tegenin, in het klassikale onderwijs gaat de aandacht van de docent bijna noodzakelijk uit naar de zwakkere leerling en leerlingen die het klassikale onderwijs verstoren. De betere leerling komt tekort en er is beperkte aandacht voor het persoonlijke leerproces van de leerling, voor diens ontwikkeling.

Wij praten daarover nog even na en komen tot een interessant conclusie geheel in lijn met het interview. Om het onderwijs bij de tijd te houden zou het goed zijn terug te gaan naar de bron. Van oorsprong heeft school voor leerlingen de betekenis dat zij er zich kunnen voorbereiden op het leven. Door onderricht en ook door elkaar te bevragen wat een deugdzaam leven is.

Het zou wel eens kunnen zijn dat deze kernopdracht samen met de kernwaarden en enkele principes uit dit interview voldoende inspiratie bieden om samen met de docenten niet-wetend, wel onderzoekend, op pad te gaan om passende, eigentijdse vormen van onderwijs te vinden. Onderwijs dat je samen met docenten en leerlingen in de praktijk ontdekt en samen vorm geeft.

 

[1] Mooi hoor! Ik noem dat ‘flowering’ en ‘bricoleren’. 

Louis Steeman, 7 december 2015